Vaccineren

Gesloten
Gebruikersavatar
Neeltje
Berichten: 73612
Lid geworden op: 13 mar 2009 17:48
Insuline: was Caninsulin
Woonplaats: -

Bericht door Neeltje »

Een vaccin is een preparaat dat in het lichaam wordt gebracht om bescherming (immuniteit) op te wekken tegen een ziekte. Vaccins worden meestal ontwikkeld tegen ziekten die de gezondheid sterk ondermijnen of levensbedreigend zijn en die zich tussen dieren kunnen verspreiden.

Hoe werkt een vaccin?

Een vaccin bevat een suspensie (vloeistof) van micro-organismen (bacteriën en/of virussen) die de kat zal aanzetten tot het produceren van antilichamen tegen de ziekten die ze veroorzaken. Als een kat vervolgens in contact komt met zo’n ziekteverwekker, zijn de antilichamen reeds aanwezig en staan klaar om de infectie meteen aan te vallen. Dit is de immuunrespons oftewel de afweerreactie. De bacterie of het virus dat in het vaccin zit is ofwel afgedood ofwel zodanig onschadelijk gemaakt (verzwakt) dat het de immuunrespons stimuleert zonder dat de ziekte zelf tot uiting komt. Vaccins worden derhalve ingedeeld als gedood (geïnactiveerd) , levend verzwakt of als sub-unit vaccin.

Bij de gedode vaccins is het uiterst onwaarschijnlijk dat ze nog ziekte kunnen veroorzaken; de levend verzwakte vaccins kunnen in zeer zeldzame gevallen weer veranderen in hun zgn. virulente (kwaadaardige) vorm en zo toch ziekte veroorzaken. Echter, omdat de gedode vaccins een minder goede immuunrespons oproepen dan de levend verzwakte vaccins, worden deze laatste het meest toegepast. Gedode en sub-unit vaccins zijn aangewezen voor gebruik bij drachtige dieren (in het geval die gevaccineerd dienen te worden), waarbij de aanwijzingen van de fabrikant goed opgevolgd dienen te worden, of bij dieren met een minder goed werkend immuunsysteem (immunodeficiënt) , zoals katten die besmet zijn met Katten Leukemievirus (FeLV: Feline Leukemia Virus) of Kattenaids (FIV: Feline Immunodeficiency Virus).

Tegen welke ziekten kan ik mijn kat vaccineren?

Op dit moment zijn er tegen de volgende ziekten vaccins beschikbaar in Nederland.

* Kattenziekte (feline panleukopenie virus, feline parvovirus, feline besmettelijke darmontsteking)
* Feline Herpesvirus (een van de verwekkers van het Katten Niesziektecomplex)
* Feline Calicivirus (een van de verwekkers van het Katten Niesziektecomplex)
* Feline Leukemievirus (FeLV)
* Chlamydophila felis (voorheen bekend als Chlamidia psittaci var felis)
* Bordetella bronchiseptica
* Hondsdolheid (Rabies).

In de Verenigde Staten bestaan er ook nog vaccins tegen Feline Infectious Peritonitis (FIP, Besmettelijke Buikvliesontsteking), Feline Immunodeficiency Virus (FIV, “kattenaids”), Huidschimmels (“Ringworm”) en Giardia.
Deze vaccins zijn op dit moment niet in Nederland geregistreerd (=toegelaten).

Welke vaccinaties heeft mijn kat eigenlijk nodig?

Vaccins kunnen worden ingedeeld in BASIS VACCINS en BIJKOMENDE VACCINS.
De basisvaccins kunnen we beschouwen als zinvol voor elke kat. Daar tegenover staan de bijkomende vaccins die alleen in specifieke, individuele gevallen nuttig zijn.
De beslissing om die laatste vaccins in te zetten wordt o.a. bepaald door de leeftijd van de kat, haar levenswijze en contacten met andere katten.

Basis vaccins of kernvaccins

Kattenziekte (Feline panleukopenie, Feline Parvo)

Het kattenziektevirus veroorzaakt een ernstige en vaak fataal verlopende ziekte. Vaccinatie is erg effectief gebleken en heeft het aantal ziektegevallen gelukkig zeer sterk teruggebracht. In vatbare kattenpopulaties (groepen) is de ziekte echter zeer besmettelijk. Bovendien overleeft het virus voor lange tijd in de omgeving.
Verder kunnen katten ook besmet raken met varianten van het Honden Parvovirus.

Feline Herpesvirus

Eenmaal besmet met het Feline Herpesvirus ontwikkelt de kat voorbijgaande symptomen van het Niesziektecomplex. Hoewel de ziekteverschijnselen meestal vrij snel verdwijnen, blijft het virus altijd latent (in rustfase) in het lichaam aanwezig en kunnen op gezette tijden luchtwegproblemen en/of oogproblemen weer opflakkeren. Stress kan een periode van ziekte inluiden.
Voor de besmetting is een tamelijk intensief contact tussen katten nodig, omdat het virus in de omgeving niet lang overleeft.
Vaccinatie vermindert in ieder geval sterk de verspreiding van het virus tussen katten (bijv. tentoonstellingen, kattenpension en dierenartsenpraktijken) en lijkt het aantal opflakkeringen van ziekte bij chronisch besmette katten terug te brengen.
Voor meer gedetailleerde informatie over Herpesvirus: hier klikken (nog niet operationeel).

Feline Calicivirus

Net als Herpesvirus is het Calicivirus een van de verwekkers van het Niesziektecomplex, vaak in de combinatie met ulcera (zweren) in de mondholte. Katten kunnen m.b.v. hun afweersysteem het virus volledig weer kwijtraken, maar ook chronisch virusdragers kunnen ontstaan. Er bestaan vele virusstammen van het Calicivirus, waarbij de vaccins overwegend de meer schadelijke stammen bevatten.
Het voorkomen van meerdere virusstammen en de mogelijkheid dat katten chronisch besmet kunnen raken (vaak al mogelijk bij jonge kittens voordat ze gevaccineerd kunnen worden), verklaart dat sommige katten ondanks een vaccinatie toch nog verschijnselen van Calicivirus kunnen laten zien. Toch geldt hier, net als bij Herpesvirus, dat vaccinatie zinvol is om het voorkomen en de ernst van de infecties te verminderen. Voor meer gedetailleerde informatie over Calicivirus: hier klikken (nog niet operationeel).

Bijkomende vaccins of niet-kern vaccins

Kattenleukemie virus (FeLV: Feline Leukemia Virus)

FeLV verspreidt zich via het speeksel. Katten worden besmet bij het over en weer elkaar verzorgen (likken), het delen van eet- en/of drinkbakken of via beten door besmette katten. Daarnaast kunnen kittens via de placenta (moederkoek) besmet worden (transplacentaire besmetting). Ook kan het virus overdragen worden tijdens de dekking. In grotere kattengroepen en bij binnen-buitenkatten is er een verhoogde kans op besmetting.
Een alleen levende binnenkat loopt eigenlijk geen risico op besmetting en hoeft dus niet gevaccineerd te worden.
Bloedonderzoeken waarbij het FeLV-antigeen aangetoond wordt zijn behulpzaam bij het bepalen van de besmettingsstatus van de kat in een groep en om te bepalen of er wel of niet gevaccineerd moet worden.
(Opmerking vertaler: In Nederland wordt in de raskattenfokkerij in principe alleen gewerkt met fokdieren die geen virusdrager zijn en wordt er daar niet gevaccineerd; FL).
Voor meer gedetailleerde informatie over FeLV: hier klikken (nog niet operationeel)


Chlamydophila felis

Een bacteriële infectie met Chlamydophila felis veroorzaakt conjunctivitis (bindvliesontsteking van het oog) en ziekte van de voorste luchtwegen. Jonge kittens zijn het meest vatbaar, vaak op de leeftijd dat ze nog niet gevaccineerd kunnen worden. In de meeste gevallen wordt de voorkeur gegeven aan behandeling met een geschikt antibioticum boven vaccinatie, al kan vaccinatie zeker zinvol zijn in een groep katten waar de besmetting permanent aanwezig is en problemen veroorzaakt.
Voor meer gedetailleerde informatie over Chlamydophila felis: hier klikken (nog niet operationeel).

Bordetella bronchiseptica

Een bacteriële infectie met Bordetella bronchiseptica veroorzaakt luchtwegproblemen zoals hoesten en longontsteking. Het is een van de agentia die verantwoordelijk kan zijn voor ‘kennelhoest’ bij honden. Katten lopen het meeste risico op de ziekte indien ze leven in grotere groepen of als er honden in hun omgeving zijn. Katten met verhoogd besmettingsrisico kunnen routinematig gevaccineerd worden, of er kan op strategische wijze gevaccineerd worden bijv. voor plaatsing in een pension/dierenopvang (zeker als hier ook honden aanwezig zijn). Het vaccin wordt bij voorkeur via een neusdruppelmethode toegediend, en niet per injectie; hierdoor wordt de zgn. locale immuniteit van de luchtwegen geactiveerd.
Voor meer gedetailleerde informatie over Bordetella bronchiseptica: hier klikken (nog niet operationeel).

Hondsdolheid of Rabies.

De vaccinatie tegen Rabies is alleen nodig bij reizen naar het buitenland; in Nederland is de ziekte niet endemisch (inheems).

Hoe vaak moet mijn kat gevaccineerd worden?

Alle katten zouden behandeld moeten worden met de basisvaccins, te beginnen met een basisvaccinatieschema van 2 injecties met 3-4 weken ertussen, vanaf een leeftijd van ongeveer 9 weken oud. Op dit moment kan bepaald worden of er nog bijkomende vaccinaties nodig zijn. Om het weerstandsniveau goed op peil te houden, moet na een jaar een boostervaccinatie (herhalingsenting) gegeven worden. Daarna wordt de periode tussen 2 boosters bepaald door de levenswijze en besmettingsrisico’s van de kat. Tot nu toe was het advies van de vaccinfabrikanten om jaarlijks te herhalen, aangezien alle productregistraties gebaseerd waren op een gegarandeerde immuniteitsduur van een jaar.
De meeste dierenartsen houden zich aan deze voorschriften om achteraf niet van nalatigheid beticht te kunnen worden.
De laatste tijd komen er echter steeds meer onderzoeken waaruit blijkt dat de “basisvaccins” tenminste 3 jaar bescherming kunnen geven. Eigenaren kunnen er dus ook voor kiezen om slechts om de drie jaar hun kat te laten vaccineren, waarbij ze zich wel moeten realiseren dat dan afgeweken wordt van het gebruiksvoorschrift van de fabrikant (d.w.z. met instemming op basis van deze voorkennis). Ook al wordt een kat niet elk jaar gevaccineerd, dan is het toch verstandig om de kat jaarlijks voor een gezondheidscontrole bij de dierenarts aan te bieden.

Katten die verblijven op een kattenopvang/pension moeten wel jaarlijks gevaccineerd worden i.v.m. voorschriften en verzekeringsvoorwaarden van de opvang, maar ook omdat het besmettingsrisico een stuk hoger ligt. De vaccinatie moet tenminste 2 weken van tevoren toegediend worden.

Welke problemen kunnen als gevolg van vaccinatie optreden?

Bijwerkingen van vaccins zijn uiterst zeldzaam, zeker in verhouding tot de duizenden doses die jaarlijks toegediend worden. De meest voorkomende bijwerkingen zijn weinig opvallend en beperken zich tot wat sloomheid, verminderde eetlust en pijn op de injectieplaats. De wat heftigere bijwerkingen zijn braken, diarree, kreupelheid, koorts, luchtwegverschijnselen of zwellingen op de injectieplaats. Kittens en jonge katten lijken wat vaker bijwerkingen te krijgen dan oudere katten. Een ander ongewenst effect is dat de vaccinatie geen effect heeft gehad. Alhoewel dit veroorzaakt kan worden door het daadwerkelijk falen van de vaccinwerking, kan het ook samenhangen met een infectie vlak voor het moment van vaccineren of een verminderde werking van het immuunsysteem, waardoor de kat niet in staat is tot een goede immuunreactie.

De bijwerking die de meeste aandacht heeft gekregen de laatste jaren is fibrosarcoom: Dit is een tumor die zich ontwikkelt op de injectieplaats. Een beperkt aantal katten ontwikkelt op de injectieplaats een klein knobbeltje, dat het gevolg is van een plaatselijke ontstekingsreactie. Normaal gezien verdwijnt dit knobbeltje na 3 tot 4 weken. Gebeurt dit echter niet, dan kan het ontstekingsweefsel zich ontwikkelen in een fibrosarcoom gezwel. Deze plaatselijke ontstekingsreactie treedt vaker op bij vaccins die een speciale toevoeging bevatten, het zgn. adjuvans, dat een sterkere immuunreactie bewerkstelligt. De bekendste geadjuveerde vaccins zijn vaccins tegen FeLV (Leukemie) en Rabies.

Het voorkomen van fibrosarcoom in de Verenigde Staten wordt geschat op 1 per 10.000 vaccinaties, in het Verenigd Koninkrijk op 0,04 gevallen per 10.000 doses. Dit verschil wordt verklaard door verschillen tussen de vaccins die er op de markt zijn en het wijdverbreide gebruik van Rabiesvaccins in de VS.

Injectie-geassocieerde fibrosarcomen vertonen een sterk invasieve groei, waardoor ze moeilijk operatief te verwijderen zijn. In de VS wordt in sommige richtlijnen aangeraden om het Rabiesvaccin in de rechter achterpoot toe te dienen en het FeLV-vaccin in de linker achterpoot. Dit is onder meer met het oogmerk dat, mocht er zich een fibrosarcoom ontwikkelen op deze plaatsen, een pootamputatie uitgevoerd kan worden hetgeen een betere kans op volledig verwijderden van de tumor geeft dan in gevallen van invasieve tumorgroei in het gebied van de nek.

Hoewel fibrosarcoom een uiterst ernstige aandoening is, moeten we ons wel realiseren dat FeLV (Kattenleukemie) een dodelijke ziekte is, die bovendien veel vaker voorkomt dan fibrosarcoma: Gemiddeld 1-2 gevallen op 100 katten en in sommige regio’s zelfs meer.

Conclusies

Vaccinatie is algemeen beschouwd een veilige ingreep, die op zeer effectieve wijze het voorkomen van ernstige ziekten in de kattenpopulatie sterk heeft teruggedrongen. Dit gezegd hebbende, moeten we ons wel realiseren dat een vaccinatie niet helemaal zonder risico is en moeten we er dus verstandig en op de juiste wijze mee omgaan.
Individuele gevallen van katten die geen vaccinatie verdragen kunnen nog steeds beschermd zijn wanneer de meerderheid van de kattenpopulatie door vaccinatie is beschermd: de ziekteverwekkers kunnen immers door de afwezigheid van voldoende gevoelige dieren zich niet efficiënt verspreiden en/of manifesteren. Als de groep onbeschermde katten echter groeit, kunnen ziekten als Kattenziekte – op dit moment uiterst zeldzaam - weer de kop op gaan steken in de kattenpopulatie.


Informatieblad uitgegeven door FAB, januari 2006.
Vertaling januari 2007
bron: Nederlandse Vereniging voor Kattengeneeskunde
Gesloten